Doorgaan naar hoofdcontent

ellen van frederik van eeden

onderstaand gedicht trof mij als het mooiste lied dat er bestaat om iemand ervan te weerhouden de dood te omarmen. de metafoor van de dood wordt hierin zo duidelijk afgetekend tegen de metafoor van het leven, en in dit geval de liefde, dat het overtuigt. koude zelfzucht tegenover warmte en troost. natuurlijk, niet iedereen heeft troost en liefde om zich heen, maar je weet niet wat nog komt en warmte hebben we allemaal in ons lichaam zitten.

Gedicht: Frederik van Eeden – Ellen (fragment)

Ellen, eerste zang (fragment)

Waarom hebt Gij den Dood zoo lief, mijn Lief?
Wel ben ik niet afgunstig, maar toch schijnt
Mijn leevend hart m’Uw leevend schoon meer waard
Dan Hij, die zwijgend en verteerend mint,
Uw stem niet wil en niet Uw oogenlicht,
Maar ’t arme lijf alleen, dat het geheel
Vergaan moet voor zijn koude liefdevlam. –
Hij zal Uw schoon niet sparen, weet het wel!
Hij is zelfzuchtig, Hij ontziet U niet, –
Wat zijn Uw zoete woorden Hem, Hij zal
Bleek kussen Uwen lieven, rooden mond,
Hij geeft niet om den minnelijken glans
Dier twee zacht’ oogen – die zal Hij uitdooven, –
Uw lachen is Hem niets, ja! zelfs Uw tranen,
Mijn God! Uw tranen kunnen hem niet roeren…
Hebt Gij mij dan niet liever, die ze eens
In zielsangst weggekust heb van Uw wang?

Dat Gij mij dát laat lijden, Liefste mijn!
Dat is het bitterst, dat Ge niet om mij
Wilt afzien van dien sombren, slechten Man,
Dat Gij nog goed spreekt van Zijn donk’re Liefde,
Zijn goedheid prijst – en naar den druk verlangt,
O gruuwelijk bedenken! naar den druk
Van Zijn ijsvingers om Uw zachten hals! –
Denk! Denk! mijn Lief! Uw blanke, teere Lijf
In die omarming, die nooit aflaat meer! –
Ik heb Hem nooit bemind, nu haat ik Hem,
Fel haat ik Hem, Hij heeft mijn Lief bedorven
Met zijn hol-oogen in Haar hart gestaard,
Dat Zij Hem moet beminnen, eeuwiglijk! –
God! kan nu àl mijn warm, rood bloed niet blusschen
Die giftig-bleeke, koude passie-vlam?

Wat heeft Hij, Lief, dat ik niet geeven kan?
Is U zijn zwijgen liever dan mijn stem?
Is Hij niet wreed, en droef, en dor, en hard,
Zonder meedoogen, vol baatzuchtigheid?
Dat monster kunt Gij toch niet minnen, wel?
Daar Gij mij hebt, die zijn reinst-brandend Licht,
Die zijn schoonst-bloeiend Leeven gansch wil geeven,
En U zal zeeg’nen als Gij ’t neemen wilt?

Frederik van Eeden (1860-1932)
uit: Ellen (1891)


Reacties

Populaire posts van deze blog

mariken van nieumeghen

mariken blijkt gewoon een universeel meisje te zijn dat nog steeds rondloopt, een puber die misleid wordt door een meer ervaren persoon. ze wordt verleid om te genieten van het leven, zich geen zorgen te maken over misdaad of ondeugd. ik stel me zo een meisje voor in deze tijd, die lekker los leeft, drugs en drank gebruikt, anderen overhaalt om daarin mee te gaan, maar uiteindelijk inziet dat zo een leven lang te leven, geen bevrediging geeft. de wroeging komt en daarmee de verlossing. dagelijks gebeurt dit verhaal opnieuw. vrouwen en natuurlijk ook mannen vinden verlossing uit een losbandig leven (denk maar aan eus van özkan akyol) door zich te bekeren tot een geloof, door vrijwilligerswerk te gaan doen, door nuttig werk te gaan doen, door te gaan scheppen en creëren en de wereld te verrijken met mooie kunstwerken of boeken, door te zorgen dat anderen niet in dezelfde valkuil trappen. wat er nodig is om in die valkuil te trappen? soms niets, soms een tegenslag zoals bij mariken, soms

blikschade

verrassende titel voor een boek over een jongen, raaf, die blind wordt. ineens zijn alle woorden die op het zicht duiden, dus ook blik, pijnlijk. totdat hij op het eiland texel waar hij woont, een groep leerlingen van een blindenschool ontmoet. verbaasd hoort hij hoe ze grappen maken over hun handicap en hij ziet hoe ze gewone jongens zijn. dit opent de ogen van raaf figuurlijk terwijl ze steeds slechter worden, want hij zwelgt in boosheid, zelfmedelijden en ontkenning. dijkzeul maakt op een mooie wijze de ontwikkeling duidelijk die zich in raafs hoofd afspeelt, een ontwikkeling naar acceptatie van zijn handicap en naar het zien van alle mogelijkheden die nog open zijn voor hem. dat is een belangrijke levenswijsheid die dijkzeul daar beschrijft. allemaal moeten we bij tegenslagen ons best doen om mogelijkheden te zien in plaats van de beperkingen. leesplein over lieneke dijkzeul een recensie van bas maliepaard recensie op leesjerijk

zeven sloten van kees van kooten

kees van kooten, de man van de taalvondsten. deze titel ook weer. zeven sloten, zes uitstapjes. het eerste deel rijmt op zijn naam, doet denken aan de uitdrukking 'in zeven sloten tegelijk lopen' en de hele titel lijkt op twaalf ambachten, dertien ongelukken. zo ook zijn sommige titels van de gedichten en verhalen juweeltjes: klaplaarzen, leeflezen, titeldeemoed. ik las wat minder goede kritieken op dit boek. het mogen dan geen wonderen zijn in de verhalen wereld, deze bundel deed mij zeker denken aan een moderne simon carmiggelt met zijn typeringen van de omgeving en het tragikomische, de weemoed en melancholie. en dat dan gecombineerd met wat lekker absurdisme dat we zo goed kennen van van kooten en de bie. een heerlijke bundel om eens te lezen en over te mijmeren. het laat je goed voelen dat we onszelf toch wel erg serieus nemen, net zo serieus als van kooten zichzelf voor deze bundel neemt, met zijn quasi-intellectuele foto op de kaft. heerlijk toch. naar het uittrek